07 juni 2024. Het implementeren van een hartfilmpje van het ongeboren kind bij gezonde zwangere vrouwen in de verloskundigenpraktijk kan een aantal belangrijke uitdagingen voor de gezondheidszorg aanpakken, zoals de capaciteitsproblemen in ziekenhuizen en stijgende kosten voor gezondheidszorg. Dit stelt onderzoeker en verloskundige Elise Neppelenbroek op basis van een budget impact model, vandaag gepubliceerd in BMJ Open Quality.
Passende zorg
Het Integraal Zorgakkoord stimuleert de beweging naar passende zorg. Passende zorg is waardegedreven met doelmatige inzet van personen en middelen en het komt samen met en rondom de patiënt tot stand. Een basiskenmerk is dat zorg wordt gegeven in de setting met de grootste waarde: laag-complexe zorg niet in dure organisaties (ziekenhuizen of specifieke ziekenhuisafdelingen) door dure zorgverleners (medisch specialisten en specifieke verpleegkundigen) maar in organisaties met lagere kosten buiten het ziekenhuis. Dit vraagt om samenwerking in de regio, tussen verschillende zorgverleners én met patiënten. Dat is precies wat verloskundigen en gynaecologen samen hebben uitgevoerd in de pilot regio’s. Ze gingen gezamenlijk aan de slag met de verplaatsing van het antenataal cardiotocogram (CTG) van het ziekenhuis naar de verloskundigenpraktijk.
Afname in gezondheidskosten
De onderzoekers wilden weten of de verplaatsing van het antenataal CTG voor bepaalde indicaties naar de verloskundigenpraktijk een afname in gezondheidskosten zou kunnen geven. Dit bleek het geval. Bij landelijke implementatie kan deze verschuiving van zorg een besparing opleveren van meer dan 30 miljoen euro voor de zorgverzekeraar. De kostenbesparing wordt echter niet weerspiegeld in de kosten voor verloskundigenpraktijk. Voor hen zijn de kosten voor het uitvoeren van een CTG hoger dan voor een ziekenhuis. Met de verplaatsing van het antenataal CTG naar de verloskundigenpraktijk zal een ziekenhuis inkomsten verliezen, maar overheadkosten zoals huisvesting-, apparatuur- en personele kosten zullen aanvankelijk niet dalen. Dit betekent dat de huidige bekostigingsstructuur in de geboortezorg een substitutieproject zoals de verplaatsing van het antenataal CTG niet ondersteunt. Wel is de verwachting dat ziekenhuizen de vrijgemaakte capaciteit kunnen gebruiken om zorg te bieden aan zwangere vrouwen met een verhoogd risico. Dit zal de gespecialiseerde zorg voor de zwangere vrouwen die dit het meest nodig hebben, verder verbeteren. Bovendien wordt met de verplaatsing van het antenataal CTG naar de verloskundigenpraktijk de continuïteit van de zorg verbeterd, waardoor het een waardevolle verandering is in de geboortezorg.
Neppelenbroek: ‘Aangezien de kosten voor gezondheidszorg wereldwijd blijven toenemen tot onhoudbare niveaus zijn innovaties die de kosten verlagen dringend nodig. Deze studie geeft de noodzaak aan van het doen van meer onderzoek naar de factoren en mechanismen die ten grondslag liggen aan succesvolle of niet-succesvolle implementatie van substitutieprojecten met specifieke aandacht voor betalingsmodellen in de geboortezorg.’