Door: Beata Franso, gepubliceerd op: 07/10/2021

Sinds 1 januari 2020 is Corine Verhoeven, verloskundige en senior onderzoeker bij de afdeling Verloskundige Wetenschap VUmc, aangesteld als Professor Midwifery aan de University of Nottingham.

Wat wilde je als kind worden?

‘Boomchirurg of boswachter. Dat kwam ook uit een test op de middelbare school. Bij ons in de buurt waren ze bezig om bomen te stutten en te snoeien. Superinteressant vond ik het. Ik heb dat toch maar losgelaten en ik zou er nu niet meer aan moeten denken: met een hoogwerker zo hoog in de lucht hangen en klimmen.’

Hoe is het verloskunde geworden?

‘Ik twijfelde later heel erg tussen verloskunde of geneeskunde. Ik had vwo B met latijn gedaan, dus dan wordt min of meer van je verwacht dat je een academische studie gaat doen. Ik vroeg me af wat geneeskunde me zou brengen en ik hikte aan tegen de lengte van de studie. Bij opendagen van verloskunde heb ik meegelopen in het dorp in een praktijk en toen realiseerde ik me: dít is het gewoon. Ik ging naar de Vroedvrouwenschool in Heerlen. Het was een interne opleiding bij de kliniek: drie weken studeren en dan drie weken praktijk. We waren met een groepje van vier meiden. We leefden 24 uur verloskunde. We ontbeten, studeerden en aten altijd samen. Ik heb daar veel aan gehad.’

En na je studie?

‘Ik ben gaan werken in de tweede lijn als klinisch verloskundige in het voormalig Sint Jozef ziekenhuis, nu Máxima Medisch Centrum, in Eindhoven. Na een aantal jaar kreeg ik zelf kinderen. Na kind 3 ben ik in de eerste lijn gaan werken, een jaar of vier.’

Was de eerste lijn makkelijker te combineren met je moederschap?

‘Nee juist niet, het is moeilijker te combineren met kinderen. In het ziekenhuis heb je gewoon je diensten van 8 uur en dan ben je vrij. In de eerste lijn heb je je praktijk, met 24 of 48 uursdienst. Je hebt spreekuren die kunnen uitlopen en je diensten zijn onvoorspelbaar.

Maar ik had een tijdje behoefte aan laagrisico zwangeren gewoon á terme. Ik ben zelf in de eerste lijn thuis bevallen. Mijn verloskundige zei altijd: het mooiste aan mijn vak is dat je een zwangere jonge vrouw die voor het eerst komt later misschien 2 of 3 keer terugziet als moeder van een voltooid gezin. Daar krijg je in de eerste lijn veel meer van mee. Meer contact, meer zicht op wat er achter de voordeur speelt.

In de tweede lijn bij Neonatologie was destijds de levensvatbaarheid 28 weken voor de kinderen. In het ziekenhuis wilden ze ook die hele jonge kinderen opvangen en ik vond dat soms lastig. Staan daar 3 of 4 kinderartsen met grote handen aan zo’n klein kindje te trekken en te prikken en stickers te plakken. En dan zat die sticker niet goed en die moest er weer afgetrokken worden en dan ging die huid kapot. Dat vond ik afschuwelijk om te zien.

Later ben ik toch weer naar de tweede lijn overgestapt vanwege het vele geregel. Het telefonisch spreekuur in de praktijk was van 5 tot 6 uur. Dat is juist dramatijd voor jonge kinderen die moe, hongerig en hangerig zijn. Ik stond vaak met mijn telefoon in de hand en met kind op mijn arm in de soep te roeren.

En er was voor mij ook een omslag gaande. Hoe kun je de aandacht en tijd van de eerste lijn ook in de tweede lijn doorvoeren? Voor mij werd dat de uitdaging: proberen zo normaal mogelijke bevallingen te kunnen doen, ook bij medische indicaties. En zwangeren dus een zo goed mogelijke ervaring te geven.’

Wat zijn voor jou de kernwaarden van goede verloskunde?

‘Kernwaarden… moeilijke vraag zeg! Ik denk dat je iedere zwangerschap en iedere vrouw als uniek moet beschouwen, en iedere bevalling. Ik vind het heel erg belangrijk dat vrouwen goed en positief op hun bevalling kunnen terugkijken. Onafhankelijk van hoe die is verlopen.

Als iemand coûte que coûte vaginaal wil bevallen en dan toch de keizersnede nodig heeft, moet ook zij zo goed mogelijk terug kunnen kijken op de bevalling.

We hebben er dan alles aan gedaan en gelukkig hebben we de keizersnede. En we hebben die veilig kunnen uitvoeren. Als verloskundige kun je daar veel in betekenen. Het zit ‘m ook gedeeltelijk in het taalgebruik dat je hanteert denk ik.’

Hoe ging het werk toen je begon en wat is het grootste verschil met verloskunde in 2021?

‘Toen ik in de jaren ’80 in de eerste lijn zat was de perceptie: als je zwangerschap goed is verlopen dan je ga gewoon thuis bevallen. Die vanzelfsprekend is nu helemaal weg.’

Waarom is dat veranderd?

‘Ik denk door maatschappelijke veranderingen zoals de toegenomen vraag om pijnstilling. De epidurale ruggenprik is de beste en die wordt in het ziekenhuis gegeven. Vaak wordt gedacht dat als je 1 keer epiduraal hebt gehad je daarna bij de volgende kinderen wel bij de verloskundige kunt bevallen. Maar het blijkt juist dat de meeste vrouwen bij hun tweede kind weer epiduraal willen, namelijk bijna 70%. De toename van klinische bevallingen is bijna niet meer terug te draaien.’

Zijn vrouwen mondiger of kunnen ze minder goed baren zoals gynaecoloog Bas Veersema vorig jaar zei?

‘Dat laatste is onzin. Vrouwen kunnen prima baren. Er is nu eenmaal wel een afname van thuisbevallingen en een toename van poliklinische bevallingen. En weeën doen ook heel veel pijn. In het ziekenhuis is de drempel om een ruggenprik te vragen laag als je toch al in het ziekenhuis bent. Van tevoren zeggen 8 van de 10 vrouwen dat ze zo natuurlijk mogelijk willen bevallen. Vrouwen van nu zijn echt niet flauwer dan vrouwen van dertig jaar geleden hoor. Het was vanzelfsprekend dat je thuis ging bevallen. Het aanbod van de ruggenprik was er simpelweg niet. Je doorstond de weeën omdat dat er gewoon bij hoorde. Dat was ook geen vrije keus.’

Bestaat er zoiets als Brabantse roots in je werk?

‘Dat weet ik niet. Ik werk natuurlijk als Brabantse in Brabant. Ik werkte bij een redelijk kleine plattelandspraktijk met een uitgestrekt gebied, dus veel varkensboeren en boerderijen. Iedereen kijkt er vrij nuchter tegen bevallen aan. Een varkensboer vroeg mij eens: ‘Wat zit er in die weeënopwekker?’ Zijn vrouw was aan het persen en het duurde heel erg lang. ‘Spuit maar wat Pithon S in die bil dan schiet het tenminste op’ zei hij. Dat is hetzelfde als oxytocine wat wij geven, maar we geven dat echt niet zomaar in de bil. We kunnen het niet doseren.’

Heb je specialisatie(s)?

‘In de verloskunde ben ik helemaal een geitenwollensok zeg ik wel eens. Ik ben voor de onderwaterbevalling, douchen, tijd nemen, rustig zitten. Alles kan, ik vind niks gek.

En ik vind het behoud van een gaaf perineum héél erg belangrijk. Ik zal alle trucs gebruiken om het perineum gaaf te houden. Ik ben degene die het minste knipt in het Máxima MC.’

Waarom werd je onderzoeker?

‘Ik ben in het onderzoek terecht gekomen door gynaecoloog Ben Willem Mol waar ik mee werkte. Hij was medeoprichter van het NVOG consortium en een enorm gedreven man. Hij stelde altijd en overal de vraag ‘waarom?’. Waarom doen we iets, welke bewijzen zijn ervoor? De HYPITAT-studie over hoge bloeddruk en inleiden was bezig. Hij vroeg me hieraan mee te doen door mensen te counselen. En dus de tijd nemen om zwangeren uit te leggen waarom we onderzoek wilden doen en wat het zou kunnen opleveren. Hierdoor namen de inclusies enorm toe. Door Ben Mol en dit studiespreekuur werd Máxima MC het best includerende medisch centrum van Nederland. Dat werkte echt fantastisch. Ik was inmiddels ook EBP gaan studeren aan het AMC en ben opgeleid tot klinisch epidemioloog. Heel leuke studie van 2,5 jaar: leren over onderzoeksmethoden en masterscriptie schrijven, die later gepubliceerd werd. En ik wilde onderzoek doen naar achterhoofd-achterligging: is het misschien gunstig, hoe vaak klopt het wel? We hebben gekeken hoe vaak het gebeurt bij inleidingen. In die tijd deed ik ook systematische reviews. Daarna in 2013 promoveerde ik aan de UVA met mijn dissertatie met de titel Optimal Management of Term and Postterm Pregnancy.

Onderzoek brengt je zo ontzettend veel. Het laat je kritisch nadenken over je handelen.  Voorheen functioneerde ik prima zonder, maar ik zou het nu niet meer willen missen. Ik combineer het ook nog steeds heel graag met diensten draaien, een paar keer per maand.’

Hoe ben je terechtgekomen bij Midwifery Science in Amsterdam?

Na mijn promotie in 2014 belde Ank om eens af te spreken over mijn proefschrift, en over shared care. Ank was geen voorstander van shared care, dus daarover wilde ze in discussie met mij. Ank is natuurlijk heel erg eerstelijns. We kunnen elkaar dus goed aanvullen door ook de visie van de tweede lijn te betrekken in onderzoek. Naar mijn idee is het niet zo dat je alleen goed kunt bevallen met een bekende zorgverlener. In de tweede lijn bouw je ook een betekenisvolle band op met de zwangere, hoewel natuurlijk van veel kortere duur.

Wat zijn naar jouw idee de belangrijkste onderzoeksthema’s voor de komende jaren?

‘Dan moet ik natuurlijk continuïteit van zorg noemen (lacht).

Voor de komende jaren wordt het ook een hele uitdaging om de eerstelijners en tweedelijners als beroepsgroep bij elkaar te houden. We zijn hetzelfde opgeleid. Bij de huidige transitie naar meer integrale geboortezorg en substitutie van zorg kan straks de eerste lijn meer doen.

Uit de INCAS 1-studie kwam naar voren dat klinische verloskundigen zich hierdoor best bedreigd voelen. Zorg zoals het antenatale CTG nu, hoge bloeddruk, de GBS-bacterie en toedienen van antibiotica, de 36-37 weken randprematuren: dat zijn eigenlijk allemaal mijn bevallingen.

Academisering staat bij mij op 1. Het heeft veel voordelen: studenten zijn iets ouder en hebben daarmee meer authoriteit. Verloskundigen moeten versterkt worden om gelijkwaardige gesprekspartners te zijn van gynaecologen en artsen.

Verder is het nodig de fysiologische visie te behouden en te versterken. Zorgen dat bevallen een normaal gebeuren blijft. Klinisch verloskundigen acteren soms alsof ze de assistent van de gynaecoloog zijn en laten daarmee de fysiologische visie los, om het netjes te zeggen. Als je weinig meer terugvindt bij hen van die fysiologische visie, zie ik dat wel als een gevaar voor de beroepsgroep. Die moeten we bij elkaar houden juist omdat we allemaal opgeleid zijn met diezelfde visie.’

Denk je dat alle studenten kúnnen academiseren, of krijg je straks een ander type verloskundige?

‘In de verloskunde wordt gezegd dat een gezonde zwangerschap en een gezonde bevalling bijdraagt aan 100 jaar gezondheid. Dus dan moet het maar zo zijn dat er wellicht mensen afvallen. Er zullen er natuurlijk ook bij komen. Het idee dat je vooral hbo praktijkmensen nodig hebt vind ik een slecht argument; chirurgen werken ook de hele dag in de praktijk. Als je wilt dat de beroepsgroep evolueert is academisering noodzakelijk.

Dus ja, verloskunde studeren aan de universiteit. In Frankrijk bijvoorbeeld gebeurt dat al. In het eerste jaar zitten alle studenten bij elkaar en in het tweede jaar wordt er gekozen voor verloskunde of geneeskunde. Dat kan prima gecombineerd worden in het eerste jaar.

De wo-master aanbieden zoals we nu doen vind ik dan ook best lastig. Gooien we voor de toekomst dan niet onze eigen glazen in, omdat er al een master wordt aangeboden? Dat is een moeilijke discussie.’

Hoe werd je hoogleraar aan de Universiteit in Nottingham?

‘Ze kwamen mij op het spoor door mijn kwantitatieve onderzoeksmethoden en systematische reviews. In Nottingham doen ze vooral kwalitatief onderzoek, zoals literatuurstudies, dus meer scoping review of literature review, maar geen systematische reviews. Ze zijn minder sterk in kwantitatief onderzoek.

Ik ben gevraagd of ik wilde solliciteren naar een hoogleraar positie in april 2019 en mocht dit uiteindelijk in deeltijd doen. We startten enthousiast in januari 2020: één week Nottingham en één week thuis. Ik heb toen veel kennismakingsgesprekken gehad. In februari gaf ik les aan de bachelors. Er zijn in het Verenigd Koningrijk drie groepen: bachelors, masters en de PhDs. Mijn taak is vooral het lesgeven aan de masters en de PhDs over kwantitatieve onderzoeksmethoden.’

En toen kwam Covid

‘Al het onderwijs werd digitaal dus al het onderzoeksonderwijs werd afgeschaald. Ik ben nu daarom op unpaid leave, het was bijna niet meer fair. In Nottingham zijn ze vooral heel druk met het omvormen van het onderwijs. Je zag dit ook bij AVAG. Praktijkonderwijs werd steeds moeilijker, omdat je in kleine groepjes moest werken. Dus in plaats van één keer les te geven, moest je het opeens tien keer doen.

Door de pandemie ben ik vorig jaar helaas maar drie keer in Nottingham geweest. Heel sneu voor beide partijen. En nu met de Indiase variant ziet het er nog niet naar uit dat ik dit jaar kan gaan. Sinds afgelopen 1 januari en ook in oktober en november ben ik wel weer aan het lesgeven.

In het VK houden hoogleraren geen oratie dus jammergenoeg gaat die niet plaatsvinden.

 

 

CV

Geboren in Eindhoven (ziekenhuis)

Verloskunde opleiding aan de Vroedvrouwenschool Heerlen 1982-1985

Getrouwd met Hans en samen 5 kinderen, die allemaal thuis in Bladel geboren zijn

Opleiding tot klinisch epidemioloog afgerond in 2007

Gepromoveerd in 2013

Senioronderzoeker bij Verloskunde Wetenschap Amsterdam UMC sinds 2014

Hoogleraar Nottingham 2020

 

 

 

 

Bronnen: