Dit artikel is verschenen in ‘De Verloskundige‘ (het ledenblad van de KNOV) 2022 – 3e jaargang nummer 3 op pagina 36 – 39.
Wat doe je als verloskundige bij een bevalling? Vaak lijkt het van de buitenkant alsof je niet zoveel doet. Toch ervaren vrouwen veel steun van de zorg van een verloskundige. Deze zorg is onlangs gedefinieerd als watchful attendance; continu aanwezig zijn, inspelen op de wensen en behoeften van een vrouw, klinisch evalueren en beleid bepalen. Maar wat houdt dit precies in? Ons etnografisch onderzoek kan daar meer inzicht in geven.
Verloskundigen zijn vaak urenlang bij een baring. Hun ondersteuning wordt door vrouwen enorm gewaardeerd en het draagt bij aan een spontaan beloop, waardoor minder medische interventies nodig zijn. Ook draagt het bij aan meer tevredenheid van de vrouw (1). Toch is er weinig aandacht voor deze ondersteunende zorg. Tot voor kort was er niet eens een naam voor. Daarom is de term ‘watchful attendance’ gelanceerd, gedefinieerd als: het continu aanwezig zijn, inspelen op de behoeften van de vrouw en klinisch evalueren en beleid bepalen (2, 3).
Zo’n term helpt om de aandacht te vestigen op wat de kern van de zorg tijdens de baring zou moeten zijn. Door dit begrip te omschrijven, kunnen we duidelijk maken aan (toekomstige) verloskundigen wat deze zorg inhoudt. In gesprekken met zorgverleners en zorgverzekeraars kunnen we tijd en aandacht vragen voor het verlenen van deze zorg. Wat doen verloskundigen nu precies wanneer ze watchful attendance geven? Wat is het dat vrouwen helpt en welke zorg zou beter kunnen?
Waaruit bestaat watchful attendance?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, zijn wij een onderzoek gestart. Samen met internationale onderzoekers en cliënten hebben we het begrip watchful attendance uitgewerkt in tien aspecten. Een aspect is bijvoorbeeld ‘het gebruik van zintuigen door te observeren, te luisteren en te reageren op signalen’. Dit aspect is nader omschreven in voorbeelden zoals: ‘Legt aan de vrouw en haar geboortepartner uit wat veranderingen in de bewegingen, ademhaling en interacties van de vrouw zeggen over de vooruitgang van de baring op een manier die niet storend is, maar beantwoordt aan de informatiebehoefte van beiden’. Vervolgens kijken we of en hoe deze aspecten in de praktijk gestalte krijgen, of ze moeten worden aangepast en of er aspecten missen. De afdeling Verloskundige Wetenschap (Amsterdam UMC, UMCG, AVAG) voert deze etnografische studie uit samen met de afdeling Antropologie van de VU. In Australië wordt dit onderzoek gedaan als substudie van een gerandomiseerd onderzoek.
‘Observeren maakt het mogelijk om gevoelig te zijn voor knipogen, zuchten en veelzeggende stiltes’
Etnografisch onderzoek
In de gezondheidszorg is kwantitatief onderzoek meestal de norm, met nadruk op het meten van feiten, de frequentie waarmee deze zich voordoen en het verband tussen oorzaak en gevolg. Aspecten die tot de kern van watchful attendance behoren, zijn hiermee echter lastig in kaart te brengen. Veel geschikter hiervoor is etnografie, een onderzoek benadering die zich eerder richt op exploratie en verklaring, dan op meting (4). Etnografisch onderzoek berust doorgaans op een combinatie van kwalitatieve methoden, waarvan de kern wordt gevormd door (participerende) observatie. Hiermee dompelt de onderzoeker zich onder in wat onderzoek deelnemers in het dagelijks leven doen, om van hun eigen ervaring te leren door uitgebreide veldnotities te maken. Door te kijken, te luisteren, te ervaren en samen te leven met de mensen die worden bestudeerd, kan etnografisch onderzoek complexe verschijnselen vastleggen aan de hand van persoonlijke ervaringen die in hun natuurlijke context worden waargenomen. In het geval van watchful attendance maakt het observeren van verloskundigen tijdens hun werk het mogelijk om te registreren wat ze wel of niet doen en zeggen, maar ook om gevoelig te zijn voor knipogen, zuchten, schouderophalen, fluisteren en stiltes die veelzeggend kunnen zijn voor hoe ze steun bieden en hoe die steun wordt ontvangen. Gecombineerd met diepte-interviews met verloskundigen en vrouwen over hun eigen ervaringen tijdens diezelfde bevalling, maken deze observaties rijke beschrijvingen mogelijk van hoe verloskundige zorg er in de praktijk uitziet en aanvoelt.
De opzet van de studie
In deze etnografische studie vindt dataverzameling plaats door middel van observaties en interviews. De observaties van baringen worden uitgevoerd door masterstudenten antropologie en hun begeleider, een universitair docent. Tot nu toe hebben we verloskundigenpraktijken benaderd voor deelname in de regio Amsterdam, Haarlem en Leiden. Verloskundigen bespreken het onderzoek met zwangeren rond 36 weken en geven informatie mee. Wanneer een vrouw het toestemmingsformulier heeft getekend, belt de verloskundige met de onderzoeker zodra de actieve fase van de bevalling is begonnen. De onderzoeker is onopvallend aanwezig, maakt aantekeningen en vertrekt na drie uur observatie. Soms gaat een bevalling zo snel dat de onderzoeker bij de partus aanwezig is. Binnen twee weken na de bevalling houdt de onderzoeker een interview met de vrouw en de verloskundige afzonderlijk. Daarin bespreken zij hoe beiden de zorgverlening hebben ervaren. Welke zorg was zinvol, waarom en wat had beter gekund? De interviews worden uitgetypt. De observaties en de interviews worden geanalyseerd door te zoeken naar gemeenschappelijke thema’s. Dit gebeurt zowel door de ervaringen in interviews en observaties van een bepaalde geboorte met elkaar te vergelijken (triangulatie), als door gegevens van verschillende geboortes met elkaar te vergelijken.
Eerste resultaten
Voorlopige bevindingen uit de observaties van vijf bevallingen en follow-up interviews met de vrouwen en verloskundigen laten zien dat etnografische data een rijk inzicht verschaffen in watchful attendance tijdens de bevalling.
Continuïteit van zorg – aangeboden voor, tijdens en na de bevalling – blijkt verloskundigen in staat te stellen om aan te sluiten bij de specifieke behoeften van een vrouw. Zo observeerden wij de bevalling van een vrouw die eerder een prematuur kind had gebaard. Tijdens de bespreking van haar geboorteplan vertelde de vrouw dat ze zich toen ‘vastgebonden’ had gevoeld aan het bed. Tijdens onze observatie merkten we aan verschillende signalen dat de vrouw nerveus was: ze vroeg herhaaldelijk om haar ontsluiting te meten en maakte zich zorgen over praktische zaken thuis. De verloskundige vroeg haar regelmatig hoe ze zich voelde in de positie waarin ze zich bevond en stelde proactief nieuwe houdingen voor. Een passage uit onze veldnotities geeft dit goed weer:
De vrouw staat nu op van het bed. De verloskundige tilt het bed hoger en trekt de handgrepen aan de zijkanten omhoog, zodat de vrouw zich eraan kan vasthouden terwijl ze voorover leunt om te rusten tussen de weeën in. De vrouw houdt de nieuw ontdekte handgrepen goedkeurend vast. De verloskundige voegt eraan toe: ‘Misschien is dit een goed idee om het wat meer naar beneden te laten komen.’ […] Als de volgende wee komt, merkt de verloskundige op: ‘Heel goed. Ga maar door’. De vrouw perst, staat nog steeds aan de zijkant van het bed en houdt zich vast aan de handgrepen. Nu met de weeën leunt ze naar achteren en houdt haar eigen lichaamsgewicht omhoog.
In het interview gaf de verloskundige aan dat zij een behoefte van de vrouw had opgepikt om te experimenteren met houdingen waardoor zij zich vrij zou kunnen voelen om zich te
laten gaan. De vrouw bevestigde dat:
‘Als ze dus meer van je weet, kan ze je ook beter ondersteunen en weet ze veel eerder hoe je erin staat.’
Dit voorbeeld illustreert de waarde van continuïteit van zorg. Hoewel er in het geboorteplan geen expliciete afspraken stonden over de baringshouding, gebruikte de verloskundige haar voorkennis van de eerdere bevallingservaring om signalen van de vrouw te interpreteren en erop in te spelen.
Naarmate de bevalling trager verliep en het energieniveau van de vrouw daalde, liet de verloskundige de vrouw geleidelijk weten dat er mogelijk extra hulp nodig zou zijn. Toen de vrouw inderdaad overging naar de tweede lijn en oxytocine kreeg toegediend, kon zij dit vreedzaam doormaken. Terwijl de verloskundige de situatie beoordeelde, bleef ze kalm tegen de vrouw spreken en straalde ze het gevoel uit dat ze alles onder controle had. In de woorden van de verloskundige zelf:
‘Als verloskundige is het, denk ik, heel belangrijk om rustig te blijven en niet snel in paniek te raken. Of als je in paniek bent, dat vooral niet uit te stralen, want dat slaat heel erg over op elkaar.’
Hiermee zegt de verloskundige dat het tonen van controle, zelfs in onzekere omstandigheden, essentieel is om een -gevoel van kalmte over te brengen. Dit vereist beheersing van haar eigen emoties, wat onze gegevens bevestigen als een essentiële vaardigheid voor watchful attendance.
Wanneer de bevalling vlotter verloopt, kunnen de taken van de verloskundige minder tussenkomst vereisen. Een moeder noemt de verloskundige die afziet van interventies inderdaad empowerend:
‘Ik wilde het vertrouwen in mijn lichaam voelen, dat vond ik heel belangrijk, en dat heb ik heel erg vanuit haar ervaren, juist omdat zij best wel op de achtergrond was.’
Door niet in te grijpen, kan het vertrouwen van de vrouw zelfs toenemen. In onze veldnotities staat bijvoorbeeld deze uitwisseling:
Verloskundige: ‘Ik denk dat je al 10 centimeter ontsluiting hebt.’
Bevallende vrouw: ‘Wil je dat controleren?’
Verloskundige: ‘Ik kan je aan de buitenkant zien en dat zegt me alles, ik hoef niet te controleren, zolang dingen in beweging blijven.’
Zo gaf een van de verloskundigen aan dat de beste geboortes die zijn waarbij ze niets hoeft te doen, behalve foto’s maken voor de kersverse ouders.
Hierboven hebben we laten zien hoe etnografisch onderzoek levendige voorbeelden kan opleveren van de manier waarop watchful attendance door verloskundigen, vrouwen kan ondersteunen tijdens de bevalling. We toonden het belang van continuïteit van zorg, van controle over de eigen emoties en die van de cliënt, en van het weten wanneer je niets kan doen. We lieten zien dat de grootste vaardigheid van een verloskundige is het zich kunnen aanpassen aan de geboortesituatie. Etnografische data geven inzicht in het hoe en waarom. Door tegelijkertijd de perspectieven van een onafhankelijke onderzoeker, van de vrouw en van de verloskundige vast te leggen, komen onuitgesproken, impliciete interacties naar boven, die bijdragen aan een beter begrip van watchful attendance.
‘Door niet in te grijpen, kan het vertrouwen van de vrouw zelfs toenemen’
- Bohren MA, Hofmeyr GJ, Sakala C, Fukuzawa RK, Cuthbert A. Continuous support for women during childbirth. The Cochrane database of systematic reviews. 2017;7(7):Cd003766.
- de Jonge A, Dahlen H, Downe S. ‘Watchful attendance’ during labour and birth. Sexual & reproductive healthcare : official journal of the Swedish Association of Midwives. 2021;28:100617.
- Prins M, Holllander, M., Verhoeven, C., De Jonge, A. ‘Watchful attendance’ voor alle barende vrouwen. Nederlands Tijdschrift voor Obstetrie en Gynaecologie. 2021;in press.
- Hammersley M. What is ethnography? Can it survive? Should it? Ethnography and Education. 2018;13(1):1-17.
Luister ook de podcast over Watchfull Attendance:
- Podcast Nina Pierson: Watchfull attendance als norm, met hoogleraar Verloskundige Wetenschap Ank de Jonge