Iconen Verloskunde

Onderstaande iconen dienen ter ondersteuning bij de uitleg van
bepaalde medische handelingen aan zwangeren.

Een knip
(episiotomie)

Met een knip in het perineum (stukje tussen de vagina en de anus) wordt de uitgang groter gemaakt. Dit gebeurt als het hoofdje bijna geboren wordt. Een knip kan nodig zijn als de hartslag van het kind gedaald is, waardoor het wenselijk is dat het kind snel wordt geboren. Soms is een vacuümpomp nodig, maar in sommige gevallen kan alleen een knip ook al voldoende zijn. De knip is meestal tussen de 4 en 6 cm groot en wordt meestal aan de (voor de zwangere) linkerzijde gezet.

Ruggenprik
(epiduraal)

Bij een ruggenprik tijdens de bevalling (epiduraal) wordt het onderlichaam verdoofd, vanaf de borst tot aan de benen. Een ruggenprik wordt geplaatst door een anesthesist. Voordat de ruggenprik geplaatst wordt, wordt de insteekplaats verdoofd. Na de verdoving brengt de anesthesist een dunne naald tussen 2 werveluitsteeksels in, de naald wordt verwijderd en een dun slangetje blijft achter tussen de wervels. Als de ruggenprik geplaatst is, wordt de verdovingsvloeistof ingebracht. Hierdoor worden de zenuwen uitgeschakeld en voel je de pijn van de weeën niet meer.

Inwendig onderzoek
(met eendenbek)

Bij een inwendig onderzoek wordt de binnenkant van de vagina en de baarmoedermond onderzocht. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een uitstrijkje, als je meer afscheiding hebt dan normaal, als je pijn hebt in de onderbuik, als je moeilijk zwanger kunt worden of last hebt van tussentijdse bloedingen.

Inwendig onderzoek (vaginaal toucher)

Bij een inwendig onderzoek wordt door de verloskundige of arts met twee vingers naar de baarmoedermond gevoeld. Hij/zij voelt hoe week en plat de baarmoedermond is, het aantal centimeters ontsluiting (0-10 cm), of de vliezen gebroken zijn, hoe diep het hoofdje van het kindje ligt, en ook hoe het hoofdje ligt.